10 Maart was het feest. Ik droeg zo’n 500 werken van mij over, van groot tot klein, aan de ambassade van Bolivia. Ze zijn bestemd voor de collectie van de Fundación Cultural del Banco Central de Bolivia.
Ruim 10 jaar werkte ik als sociologe en illustrator met de Indiaanse bevolking in Bolivia. Ik maakte samen met hen educatief materiaal voor hun organisaties. Zo werd ik mee genomen naar afgelegen plekken, moest slapen in het beste bed, en ook bij het uitrusten na het vallen van de avond draaiden ze een cigaretje voor me van eigen tabaksbladeren, terwijl ik hen tekende. De mensen poseerden en dachten mee, het was immers voor hun eigen volksbeweging. Het was een onvergetelijke periode, je moest wel van dat land gaan houden.
In 1991 schilderde ik een Aymara-vrouw. Ze speelde voetbal in een stadion waaraan ik elementen van de oude Tiahuanacu ruïnes toevoegde. De poserende vrouw rende door de tuin en schopte daarbij tegen een dweil, tot grote hilariteit.
Ik wilde de tribune vullen met alle lagen van de bevolking, de elite beneden, de arme boeren boven. En ik zou ook mezelf portretteren. Toen ik de onderlaag had geschilderd zag ik af van verdere uitwerking. Het schilderij was af (zie de afbeelding).
Ik leverde het in voor een wedstrijd. De jury bleek tegen deelname. Zoiets was me nog nooit overkomen in Bolivia waar ik aan veel exposities had deelgenomen, en een zekere bekendheid genoot door interviews in krant, radio en TV. Ik denk dat het schilderij te machtig was: in de huizen van elite en middenklasse werkten Indiaanse vrouwen zoals deze Aymara-vrouw. Zij werden uitgebuit en gediscrimineerd. Die discriminatie neemt af nu er een regering is die steunt op de Indiaanse bevolking.
Het is een grote eer dat mijn Boliviaanse werken in de collectie van de Centrale Bank van Bolivia worden opgenomen. Een betere plek is er niet.
Link film ambassade: https://fb.watch/bGIaqIna0F/